Volwassenen
Gedichten/liedteksten serieus
Vrijheid
Hij rent op blote voeten door het zand,
een kind dat met een grote strandbal speelt.
De aandacht van zijn ouders onverdeeld.
De vader heeft een vlieger in zijn hand.
Een mooier monument bestaat er niet.
Dit beeld laat zien hoe vrijheid hoort te zijn.
Totdat het kind opeens op het terrein
de resten van een oude bunker ziet.
Hij vraagt: ‘Wat is dat voor een raar gebouw?’
De ouders kijken en de dag valt stil.
Haar bruinverbrande wangen worden grauw
als moeder zegt wat zij niet zeggen wil:
‘Daarin zijn vroeger mensen doodgegaan.
Zodat jij hier nu in de zon kunt staan.’
© Marian van Gog
Na een jaar
De dokter zegt dat alles goed is.
En langzaam dringt het tot haar door.
Ze merkt opeens dat ze doodmoe is,
maar God, hier deed ze het toch voor…
Ze mag nog even verder leven.
Het had dus zin, die hele strijd.
Een jaarlang overeind gebleven.
Verlenging van blessuretijd.
Ze durft weer wat vooruit te dromen.
De dokter kijkt haar zwijgend aan.
Hoeveel zijn ook zover gekomen
maar moest hij toch nog laten gaan…?
Hij zegt het niet en laat haar blij.
Zij weet dat net zo goed als hij.
Voorlopig weer een jaar erbij…
© Marian van Gog
Anna
Anna zal geen pijn meer hebben.
Nooit heeft Anna meer verdriet.
Zelfs de dokter zal wel blij zijn
dat ze Anna niet meer ziet.
Nooit meer die gemene prikken.
Niemand doet haar ooit nog zeer.
Niemand zegt haar flink te wezen.
Kleine Anna hoeft niet meer.
Anna voor wie oma breide.
Anna voor wie opa zong.
Anna, mijn Anna.
Veel te jong.
Anna zal geen angst meer hebben
en geen honger en geen dorst.
Nooit krijgt Anna bij de slager
meer een extra plakje worst.
Nooit meer Anna’s vieze schoenen
in mijn schoongeschrobde gang.
Nooit meer schrammen op haar knieën.
Nooit meer tranen op haar wang.
Anna met wie oma lachte.
Anna voor wie opa zong.
Anna, mijn Anna.
Veel te jong.
Anna ligt zo lief te slapen.
Haar gezichtje fijn en rond.
Met twee poppen in haar armen
en een glimlach om haar mond.
Anna is nu heel gelukkig.
Kleine Anna, slaap maar zacht.
Ik zal aan je blijven denken
als ik wakker lig, vannacht.
Anna om wie oma huilde.
Anna voor wie opa zong.
Anna, mijn Anna.
Veel te jong.
© Marian van Gog
Uit de bundel ‘Zin en onzin’.
Zondagmiddag
Zondagmiddag, kwart voor twee.
Het duurt lang voordat ze komen.
Open brug en dichte bomen.
Nee, het zit ze weer niet mee.
‘Sorry pa, we zijn wat laat.’
Het is elke week weer racen
om bij tweeën hier te wezen.
‘Maar vertel eens, hoe het gaat.’
Elke zondag ’t zelfde lied.
Elke zondag roept de plicht.
Elke zondag richting Haarlem
met wat zon op je gezicht.
‘At je lekker?’ – ‘Ja, puree.’
‘Gaat het goed?’ – ‘Ik mag niet klagen.’
Oppervlakkig domme vragen.
‘En de groeten van Renee.’
‘Nou, je hebt het hier niet slecht.
Fijn om weer eens bij te praten.’
’t Is een middag om te haten.
Veel gepraat maar niets gezegd.
Elke zondag ’t zelfde lied.
Elke zondag roept de plicht.
Maar ze nemen nog de moeite.
Dus hij trekt een leuk gezicht.
‘Pa, we moeten weer eens gaan.’
Hoogste tijd om te vertrekken.
Hij probeert het niet te rekken
want ze zijn al opgestaan.
En ze denken allebei
als het afscheid is genomen:
weer een week om bij te komen.
Acht, een week is zo voorbij.
Elke zondag ’t zelfde lied.
Elke zondag, zelfde tijd.
Elke zondag samen zitten.
Tot de dood hun wegen scheidt.
Tot de dood hen ooit bevrijdt…
© Marian van Gog
Zonder jou
Ik heb je kasten leeggehaald.
Want het moest toch een keer gedaan.
En al je spullen, één voor één,
zijn door mijn handen heengegaan.
Ik vouw je kleren netjes op
en leg ze zinloos op het bed.
En telkens dreunt het door mijn kop
dat ik het zonder jou niet red.
Het gras is veel te groen.
De lucht te stralend blauw.
Ik voel het als een soort verraad
dat alles zomaar verdergaat
zonder jou.
Ik haal je foto van de muur.
Daar heeft je moeder om gevraagd.
Omdat ze bang is, net als ik,
dat op den duur je beeld vervaagt.
En ik zit nooit meer in jouw stoel.
En niet aan jouw kant van het bed.
Maar ik zit wel met het gevoel
dat ik het zonder jou niet red.
De spin werkt aan haar web.
Het glinstert in de dauw.
Ik voel hoe ik het leven haat
omdat het zomaar verdergaat
zonder jou.
Ik heb de dieren niet gevoerd
en alle planten zijn verlept.
Wat heeft het allemaal voor zin
als je geen zin in leven hebt.
Ik eet haast elke avond brood
en lig ’s nachts wakker in mijn bed.
Mijn angst is onvoorstelbaar groot.
Als ik het zonder jou maar red…
De merel bouwt haar nest
met takjes en met touw.
Terwijl zij op nieuw leven broedt
besef ik dat ik verder moet
zonder jou.
© Marian van Gog